Opslag van diepvriesproducten

Navigatie:  DEEL 3 - Instructies bereiding en behandeling van voedingsmiddelen > Opslag >

Opslag van diepvriesproducten

Previous pageReturn to chapter overviewNext page

Diepvriesproducten moet u onmiddellijk na de ontvangstcontrole in de vriesruimten plaatsen, zodat de vriesketen niet wordt onderbroken.

 

Werkwijze

1.Plaats de producten in de oorspronkelijke verpakking in de vriesruimte als volgt:

Plaats soort bij soort: bij vriesruimten achter elkaar, bij vrieskisten op elkaar,

Plaats producten met de langste houdbaarheid achteraan en de kortste vooraan bij vriesruimten, In geval van vrieskisten plaats de langste houdbaarheid onderop en de kortste houdbaarheid bovenop (FIFO-systeem),

Plaats de producten dusdanig dat de THT-datum makkelijk te controleren is,

 

2.Neem de volgende maatregelen om besmetting te voorkomen:

Zet geen producten op de vloer i.v.m. luchtcirculatie en de hygiëne. Geadviseerd wordt om zoveel mogelijk gebruik te maken van verrijdbare stellingen,

Zet geen producten of verpakkingen onder de verdamper,  Houd allergeenvrije producten gescheiden van allergeen houdende producten

Sluit aangebroken verpakkingen goed af; gebruik hiervoor reinigbaar, schoon, en droog materiaal of sluit af met clips,

Maak eerst de aangebroken verpakkingen op,

Reinig en desinfecteer de diepvriesruimte volgens het schoonmaakplan.

 

Let op!

Als u niet in de gelegenheid bent om diepvriesproducten direct goed op te slaan (soort bij soort, FIFO etc), dan moet u ze toch onmiddellijk op een tijdelijke plaats in de diepvries zetten. Anders wordt immers de vriesketen doorbroken. U kunt ze op een later tijdstip volgens bovenstaande instructie wegzetten.

 

Diepvriezers kunnen een automatisch ontdooiprogramma hebben waarbij de luchttemperatuur enkele graden stijgt. Enige schommeling in de producttemperatuur is dus mogelijk. Probeer te vermijden dat temperatuurmetingen tijdens de ontdooicyclus plaatsvinden.

 

Beheersmaatregelen

Meet en noteer bij voorkeur dagelijks, maar minstens eenmaal per week, de temperatuur tijdens diepvriesopslag. Noteer de uitkomst op de dagelijkse controlelijst. Zie voor instructie Temperatuurmeting koelingen en vriezers, deel 2, hoofdstuk 5.2.

Als de temperatuur van de diepvriesproducten hoger is geweest dan –18°C maar niet warmer dan –15°C mag u als corrigerende maatregel de producten in een vervangende vriezer plaatsen en opnieuw invriezen. Deze corrigerende maatregel is niet nadelig voor de voedselveiligheid. Echter, zolang de producten de temperatuur van –18°C of kouder nog niet hebben bereikt, voldoen deze niet aan de wettelijke eisen. Op dat moment bent u dus formeel in overtreding, en kan de NVWA maatregelen treffen.

Als de temperatuur warmer is geweest dan –15°C laat de producten dan ontdooien en gebruik ze als gekoelde werkvoorraad. Indien dit niet mogelijk is, schrijf de producten dan af en gooi ze weg. Zie instructie: Afvalverwerking deel 2, hoofdstuk 4.

Neem contact op met het onderhoudsbedrijf bij afwijkingen in de werking van de vriezer.

Controleer wekelijks de THT-datum van producten in de diepvriezer. Registreer uw bevindingen op de dagelijkse controlelijst. Voor producten waarvan de THT verlopen is, wordt in infoblad 74 van de NVWA gecontroleerd of de betreffende producten nog veilig gebruikt kunnen worden (onder de voorwaarden zoals vermeld in het infoblad). Producten met een overschreden THT-datum die niet meer veilig gebruikt kunnen worden, moet u afschrijven en weggooien (zie instructie Afvalverwerking deel 2, hoofdstuk 5).

Zorg ervoor dat de vriezers regelmatig ontdooid worden.

Verwijder open – niet afgesloten verpakkingen zodat besmetting wordt voorkomen.